Samenvatting

Samenvatting


De subjectief belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting zijn natuurlijke personen die in Nederland wonen. Ook natuurlijke personen die in het buitenland wonen kunnen belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting als zij bepaalde binnenlandse inkomsten hebben.

 

Voor de berekening van het inkomen zijn drie heffingsgrondslagen in de wet opgenomen, we noemen dit boxen van inkomen. Er zijn drie boxen met ieder zijn eigen regime en tarief, dit zijn:

1.       Box 1: het belastbaar inkomen uit woning en werk

2.       Box 2: het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

3.       Box 3: het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

 

Iedere belastingplichtige heeft recht op heffingskortingen. De heffingskortingen waar een belastingplichtige recht op heeft, zijn mede afhankelijk van zijn persoonlijke omstandigheden. In de wet zijn toerekeningsregels voor inkomsten opgenomen, de partnerregeling speelt hierbij een belangrijke rol.

 

Inkomstenbelasting is een aanslagbelasting, de heffing vindt plaats door het opleggen van een aanslag door de inspecteur. Bij het opleggen van de aanslag wordt rekening gehouden met voorheffingen en eerdere voorlopige aanslagen.

 

In box 1 worden onder andere de loonbestanddelen en het resultaat uit overige werkzaamheden belast. Bij de bepaling van het resultaat uit overige werkzaamheden zijn een aantal winstbepalingen van toepassing.

 

De belastbare inkomsten uit de eigen woning behoren ook tot box 1. Bij het bezit van een eigen woning wordt het eigenwoningforfait als inkomen aangemerkt, maar er bestaat recht op aftrek wegens betaalde eigenwoningrente. De belastbare inkomsten uit de eigen woning kunnen door de rente-aftrek negatief worden. Verder gelden nog enkele specifieke regelingen bij de eigen woning, zoals de kamerverhuurvrijstelling en de inkomsten uit tijdelijke verhuur.

 

In box 1 kunnen uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aftrek worden gebracht, het gaat om premies voor lijfrenten. Voor de aftrek gelden bijzondere voorwaarden met betrekking tot de hoogte van de aftrek en de toegelaten aanbieders.

 

Voorts zijn de persoonsgebonden aftrekposten van belang. Dit zijn uitgaven die als hoofdregel op het inkomen in box 1 in mindering komen, zoals uitgaven voor specifieke zorgkosten, scholingsuitgaven en giften.

 

Inkomsten uit sparen en beleggen vallen in box 3. In box 3 vindt een forfaitaire heffing over het vermogen op de peildatum 1 januari plaats. Box 3 kent een heffingvrij vermogen en er gelden vrijstellingen voor een aantal vermogensbestanddelen. Ook gelden specifieke waarderingsregels voor bepaalde vermogensbestanddelen.