Afsluitende opgaven

  

OPGAVEN

Beantwoord de onderstaande vragen

feedback
Vraag 1

Gehuwden zijn altijd fiscaal partner. Ongehuwd samenwonenden kunnen eveneens fiscaal partner zijn. 

Aan welke voorwaarden moeten ongehuwden voldoen om fiscaal partner te zijn? 

Partners zijn op grond van art. 5a AWR:
a. gehuwden (en geregistreerde partners);
b. meerderjarige ongehuwden die
– een notarieel samenlevingscontract hebben afgesloten; en
– staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen.

Voor de heffing op grond van de Wet IB (art. 1.2 Wet IB) wordt onder partner mede verstaan degene die op hetzelfde adres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen en:
a. uit wiens relatie met de belastingplichtige een kind is geboren;
b. die een kind van de belastingplichtige heeft erkend dan wel van wie een kind door de belastingplichtige is erkend;
c. die voor de toepassing van een pensioenregeling als partner van de belastingplichtige is aangemeld;
d. die samen met de belastingplichtige een gezamenlijke eigen woning heeft die als hoofdverblijf dient;
e. waarbij op het woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van hen beiden staat ingeschreven.

 

Voorts zijn onder meer de volgende bepalingen van toepassing:
– Degene die voor een deel van het kalenderjaar als partner wordt aangemerkt, wordt ook in de andere perioden van het kalenderjaar als partner aangemerkt, voor zover hij in die perioden op hetzelfde adres in de basisregistratie personen stond ingeschreven (art. 1.2 lid 2 Wet IB).
– Indien de belastingplichtige samenwoont met een bloed- of aanverwant in de eerste
graad, is men alleen partner als beiden bij de aanvang van het jaar de leeftijd van 27 jaar hebben bereikt (art. 1.2 lid 4 letter a Wet IB).
– Het is niet mogelijk tegelijkertijd meer dan één partner te hebben, wel is het mogelijk om volgtijdelijk – dat wil zeggen in de loop van het kalenderjaar – meer dan één partner te hebben.

Is het mogelijk dat een weduwe die samen met haar zoon woont in aanmerking komt voor het fiscaal partnerschap? Motiveer het antwoord.

Dit is afhankelijk van de leeftijd van de zoon. Als de zoon bij de aanvang van het jaar 27 jaar of ouder is, kan de weduwe in aanmerking komen voor fiscaal partnerschap met haar zoon als er sprake is van een gezamenlijke eigen woning die als hoofdverblijf dient en men op hetzelfde adres in de basisregistratie personen ingeschreven staat. Als de zoon jonger is, is fiscaal partnerschap niet mogelijk (art. 1.2 lid 4 letter a Wet IB).

Antwoord indienen
feedback
Vraag 2

Geert leent op 1 november € 100.000 tegen een rente van 5% op jaarbasis. Hij gebruikt € 50.000 voor de verbouwing van zijn woning en € 30.000 voor de bouw van een garage met berging. De resterende € 20.000 gebruikt hij voor de aanschaf van een auto. 

In hoeverre mag Geert in het lopende jaar de rente in box 1 in aftrek brengen? 

Indien en voor zover er geld wordt geleend voor de aankoop van een eigen woning, mogen de rente en de kosten in box 1 in aftrek komen bij het bepalen van het belastbare inkomen uit eigen woning. Het onderhouden van een woning of het verbeteren van de woning wordt gelijkgesteld aan de aankoop van een woning. Van de € 100.000 is slechts € 80.000 bestemd voor de eigen woning. De rente mag dus maar voor 80/100 in box 1 worden meegenomen, als voldaan is aan de voorwaarde dat de schuld is aan te merken als een eigenwoningschuld. Als eis wordt hiervoor gesteld dat een geldlening moet zijn overeengekomen die ten minste annuïtair wordt afgelost in maximaal 360 maandtermijnen. Het overige deel van de lening, zijnde € 20.000, valt in box 3.

Stel dat er € 1.000 aan afsluitprovisie is betaald in verband met de lening. In hoeverre zou deze dan in box 1 in aftrek mogen komen?

80/100 × € 1.000 = € 800 is aftrekbaar in box 1 als negatieve inkomsten uit eigen woning.

Antwoord indienen
feedback
Vraag 3

Gerrit van Mierlo, vrijgezel, bezit de volgende vermogensbestanddelen:

 

  1 januari 2023 waarde 31 december 2023 waarde
1. Eigen woning 620.000 700.000
2. Personenauto 39.000 32.000
3. Rijpaard 6.000 6.000
4. Verzameling schilderijen 210.000 250.000
5. Perceel grasland 56.000 60.000
6. Vordering op zijn broer 100.000 80.000
7. Woonhuis; permanent verhuurd1 250.000 250.000
8. Hypothecaire schuld op woonhuis 200.000 200.000

1 De WOZ-waarde van dit pand is € 240.000; de jaarlijkse huuropbrengst is € 11.000.

Geef per vermogensbestanddeel aan of het in box 3 is belast. Motiveer het antwoord door voor elk vermogensbestanddeel te verwijzen naar relevante wetsartikelen. 

  1. De woning valt in box 1, art. 3.111 Wet IB.
  2. De auto is geen belaste bezitting, art. 5.3 lid 2 letter c Wet IB.
  3. Het rijpaard is geen belaste bezitting, art. 5.3 lid 2 letter c Wet IB.
  4. De schilderijen zijn, aannemende dat het kunst is, vrijgesteld (art. 5.8 lid 1 Wet IB). Is sprake van een belegging, dan zijn de schilderijen belast. Als de schilderijen niet onder de vrijstelling van kunst vallen, vallen ze onder de vrijstelling van art. 5.3 lid 2 letter c Wet IB. Alleen in de situatie dat de schilderijen uitsluitend ter belegging worden gehouden zijn ze belast in box 3.
  5. Het perceel grasland betreft een onroerende zaak en is belast, art. 5.3 lid 2 letter a Wet IB.
  6. De vordering is belast.
  7. Het pand is belast in box 3, art. 5.3 lid 2 letter a Wet IB. Voor de waardering geldt art. 5.20 lid 3 Wet IB jo. art. 17a Uitv.besl. IB. De huuropbrengst ten opzichte van de WOZ-waarde is 4,58%. De leegwaarderatio is 95% van € 240.000 = € 228.000.
  8. De schuld is aftrekbaar in box 3 voor zover deze € 3.400 overstijgt, art. 5.3 lid 3 letter f Wet IB.

Bereken de grondslag sparen en beleggen.

De rendementsgrondslag bestaat uit:

Grasland €   56.000
Vordering broer – 100.000
Verhuurd woonhuis – 228.000
  € 384.000
Hypothecaire schuld € 200.000 –/– € 3.400 = – 196.600
Totaal € 187.400

 

De grondslag voor de berekening van de inkomsten uit sparen en beleggen is € 187.400 –/– € 57.000 (heffingvrij vermogen) = € 130.400.

Antwoord indienen