Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. Of de belastingplichtige volledig gebruik kan maken van deze heffingskorting is afhankelijk van de hoogte van het inkomen.
Heffingskorting voor iemand die aan het eind van het jaar de AOW-leeftijd heeft bereikt en recht heeft op een AOW-uitkering voor een alleenstaande.
De leeftijd waarop een werknemer of uitkeringsgerechtigde recht krijgt op de AOW-uitkering (ook wel: AOW-gerechtigde leeftijd).
Heffingskorting voor iemand die inkomsten uit arbeid heeft, zoals loon of ziektewetuitkering.
Het berekende inkomen waarover belasting wordt berekend.
Een jaar van 1 januari tot en met 31 december (het kalenderjaar) waarover belasting wordt geheven. Bij overlijden is het belastingjaar 1 januari tot en met de datum overlijden. Bij emigratie is het belastingjaar van 1 januari tot en met de emigratiedatum. Bij immigratie is het belastingjaar van de immigratiedatum tot en met 31 december. Alleen als er het hele kalenderjaar inkomsten in of vanuit Nederland zijn, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Een belastingplichtige is een natuurlijk of rechtspersoon die in Nederland belasting moet betalen.
Een binnenlands belastingplichtige is een natuurlijk persoon (mens) die in Nederland woont.
Er zijn verschillende soorten inkomen. Voor de inkomstenbelasting zijn deze verdeeld in 3 groepen (boxen) met ieder een eigen tarief: Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning
Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
Een natuurlijk persoon die niet in Nederland woont, maar wel Nederlands inkomen heeft is buitenlands belastingplichtige.
Winstuitkering aan aandeelhouders van een onderneming. Het gaat om een uitkering in geld, natura of in andere dividendbewijzen.
Belasting die wordt ingehouden bij de uitkering van dividenden. Deze belasting is te verrekenen als voorheffing.
Fiscale partners mogen in de aangifte bepaalde inkomsten en aftrekposten onderling verdelen.
Een vooraf vastgesteld bedrag, ongeacht de hoogte van het werkelijke bedrag.
De gecombineerde heffingskorting is het gezamenlijke bedrag van de heffingskortingen die gelden voor de inkomstenbelasting, de heffingskorting AOW, de heffingskorting Anw en de heffingskorting AWBZ.
Het totaalbedrag van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in box 1, 2 en 3, na toepassing van regelingen om dubbele belasting te voorkomen.
Geregistreerd partnerschap is een samenlevingsvorm die wettelijk is geregeld en is vastgelegd bij de burgerlijke stand van de gemeente.
Dit is de waarde in box 3 op 1 januari waarover het forfaitair rendement wordt berekend. De grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag min het heffingsvrije vermogen.
Kortingen op de loon- of inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die de belastingplichtige moet betalen.
Over een deel van het vermogen in box 3 (inkomsten uit sparen en beleggen) betaalt de belastingplichtige geen inkomstenbelasting. Dat deel heet het heffingsvrij vermogen.
Een heffingskorting voor werkende ouders die werk en zorg combineren. Men heeft recht op deze korting als het kind jonger is dan 12 jaar en als voldaan is aan de andere voorwaarden.
Dit is een heffingskorting voor personen die op het eind van het kalenderjaar de AOW-leeftijd hebben bereikt.
Dit is het tarief waarmee het belastbare inkomen van box 1 wordt belast. Per opvolgende schijf betaalt de belastingplichtige een hoger percentage aan inkomstenbelasting.
Een verlies van box 1 of van box 2 kan worden verrekend met een positief inkomen uit dezelfde box van een ander kalenderjaar.
Het vermogen is het saldo van iemands bezittingen, zoals spaargeld, aandelen of een tweede woning en het saldo van de schulden, zoals een krediet bij de bank of een webwinkel.
De heffing op het forfaitaire rendement van 4% van het belaste vermogen in box 3.
Het totaal van het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3).
Belasting die direct over inkomen wordt geheven, maar die later met een andere belasting wordt verrekend. Bijvoorbeeld loonbelasting, die wordt elke maand geheven over het loon. De loonbelasting wordt later verrekend met de inkomstenbelasting.
WIA is de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Iemand die door langdurige ziekte niet meer kan werken, krijgt een WIA-uitkering.
Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. Of de belastingplichtige volledig gebruik kan maken van deze heffingskorting is afhankelijk van de hoogte van het inkomen.
Heffingskorting voor iemand die aan het eind van het jaar de AOW-leeftijd heeft bereikt en recht heeft op een AOW-uitkering voor een alleenstaande.
De leeftijd waarop een werknemer of uitkeringsgerechtigde recht krijgt op de AOW-uitkering (ook wel: AOW-gerechtigde leeftijd).
Heffingskorting voor iemand die inkomsten uit arbeid heeft, zoals loon of ziektewetuitkering.
Het berekende inkomen waarover belasting wordt berekend.
Een jaar van 1 januari tot en met 31 december (het kalenderjaar) waarover belasting wordt geheven. Bij overlijden is het belastingjaar 1 januari tot en met de datum overlijden. Bij emigratie is het belastingjaar van 1 januari tot en met de emigratiedatum. Bij immigratie is het belastingjaar van de immigratiedatum tot en met 31 december. Alleen als er het hele kalenderjaar inkomsten in of vanuit Nederland zijn, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Een belastingplichtige is een natuurlijk of rechtspersoon die in Nederland belasting moet betalen.
Een binnenlands belastingplichtige is een natuurlijk persoon (mens) die in Nederland woont.
Er zijn verschillende soorten inkomen. Voor de inkomstenbelasting zijn deze verdeeld in 3 groepen (boxen) met ieder een eigen tarief: Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning
Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
Een natuurlijk persoon die niet in Nederland woont, maar wel Nederlands inkomen heeft is buitenlands belastingplichtige.
Winstuitkering aan aandeelhouders van een onderneming. Het gaat om een uitkering in geld, natura of in andere dividendbewijzen.
Belasting die wordt ingehouden bij de uitkering van dividenden. Deze belasting is te verrekenen als voorheffing.
Fiscale partners mogen in de aangifte bepaalde inkomsten en aftrekposten onderling verdelen.
Een vooraf vastgesteld bedrag, ongeacht de hoogte van het werkelijke bedrag.
De gecombineerde heffingskorting is het gezamenlijke bedrag van de heffingskortingen die gelden voor de inkomstenbelasting, de heffingskorting AOW, de heffingskorting Anw en de heffingskorting AWBZ.
Het totaalbedrag van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in box 1, 2 en 3, na toepassing van regelingen om dubbele belasting te voorkomen.
Geregistreerd partnerschap is een samenlevingsvorm die wettelijk is geregeld en is vastgelegd bij de burgerlijke stand van de gemeente.
Dit is de waarde in box 3 op 1 januari waarover het forfaitair rendement wordt berekend. De grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag min het heffingsvrije vermogen.
Kortingen op de loon- of inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die de belastingplichtige moet betalen.
Over een deel van het vermogen in box 3 (inkomsten uit sparen en beleggen) betaalt de belastingplichtige geen inkomstenbelasting. Dat deel heet het heffingsvrij vermogen.
Een heffingskorting voor werkende ouders die werk en zorg combineren. Men heeft recht op deze korting als het kind jonger is dan 12 jaar en als voldaan is aan de andere voorwaarden.
Dit is een heffingskorting voor personen die op het eind van het kalenderjaar de AOW-leeftijd hebben bereikt.
Dit is het tarief waarmee het belastbare inkomen van box 1 wordt belast. Per opvolgende schijf betaalt de belastingplichtige een hoger percentage aan inkomstenbelasting.
Een verlies van box 1 of van box 2 kan worden verrekend met een positief inkomen uit dezelfde box van een ander kalenderjaar.
Het vermogen is het saldo van iemands bezittingen, zoals spaargeld, aandelen of een tweede woning en het saldo van de schulden, zoals een krediet bij de bank of een webwinkel.
De heffing op het forfaitaire rendement van 4% van het belaste vermogen in box 3.
Het totaal van het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3).
Belasting die direct over inkomen wordt geheven, maar die later met een andere belasting wordt verrekend. Bijvoorbeeld loonbelasting, die wordt elke maand geheven over het loon. De loonbelasting wordt later verrekend met de inkomstenbelasting.
WIA is de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Iemand die door langdurige ziekte niet meer kan werken, krijgt een WIA-uitkering.
Heb je een docentcode ontvangen?

Dit kan ook later. Je vindt de docentcode in het linkermenu.